Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

3 Bevoegdheidsbepalingen

De bevoegdheden van de Douane betreft:

  • controlebevoegdheden Adw
  • opleggen kennisgevingsverplichting verordening
  • opleggen kennisgevingsverplichting MR
  • inbewaringneming LM, waardevolle goederen en documenten
  • opsporingsbevoegdheden

3.1 Controlebevoegdheden Adw

De verordening geeft de Douane de bevoegdheid om de naleving van de aangifteplicht LM te controleren door natuurlijke personen, hun bagage en hun vervoermiddelen te controleren. De bevoegdheden zijn in de Adw geregeld.

De bepalingen van de Adw zijn van toepassing op het toezicht en de controle van de Douane op goederen en het goederenverkeer. De Adw betreft niet alleen de heffing van rechten bij invoer, maar óók het toezicht en de controle bij VGEM-taken. Het gaat hierbij om verboden of beperkingen die betrekking hebben op veiligheid, gezondheid, economie en milieu.

De Adw heeft niet alleen betrekking op verboden en beperkingen die van toepassing zijn op goederen die zich onder douanetoezicht bevinden, maar ook op goederen die zich nog niet, niet of niet meer onder douanetoezicht bevinden (Adw, artikel 1:1, lid 5). De Douane is op grond van de Adw dus altijd bevoegd goederen te controleren.

Het zwaartepunt van de taak van de Douane ligt op de controle van goederen die de buitengrens van de EU overschrijden. De wijze waarop de Douane invulling geeft aan deze taak en de bijbehorende bevoegdheid is vastgelegd in kaderovereenkomsten en bijlagen en de VGEM-voorschriften. De Douane gebruikt haar bevoegdheden uitsluitend wanneer zij een taak heeft. De Adw geeft één set controlebevoegdheden die de Douane altijd gebruikt, ongeacht de VGEM-controletaak die de Douane uitvoert. De Douane gebruikt geen andere bevoegdheden dan de bevoegdheden die in de Adw zijn toegekend. De aangifteplicht uit de verordening is in de Adw opgenomen (Adw, artikel 3:2). De Douane controleert de naleving van de aangifteplicht LM. De Douane oefent haar controlebevoegdheden alleen uit voor zover deze passen binnen de taak voor de handhaving van deze aangifteplicht.

Verstrekken identificatiebewijs ter inzage

Bij de controle van de aangifte LM en de kennisgevingsaangifte LM en MR wordt altijd de identiteit van de aangever vastgesteld (Adw, artikel 3:2, lid 2). De aangever is verplicht op vordering het identificatiebewijs ter inzage te verstrekken (Adw, artikel 1:34). In de aanvaardingscontrole van de aangifte / kennisgevingsaangifte controleert de Douane nauwkeurig de identiteit en de identiteitsgegevens aan de hand van het identiteitsbewijs (bijvoorbeeld paspoort).

Tonen plaats- of vervoerbewijs

Op vordering van de Douane zijn reizigers verplicht hun plaats- of vervoerbewijs te tonen (Adw, artikel 1:28, lid 3). Voorwaarde hierbij is dat de reiziger zich bevindt in een vervoermiddel dat het douanegebied van de EU binnenkomt of verlaat. Deze verplichting geldt ook voor reizigers die een dergelijk vervoermiddel juist hebben verlaten dan wel op het punt staan daarin aan boord te gaan.

Lijfsvisitatie

De Douane is bevoegd personen die aanwezig zijn in of op de in de Adw, artikel 1:26 bedoelde locaties of vervoermiddelen of deze juist gaan betreden of hebben verlaten aan lijfsvisitatie te onderwerpen (Adw, artikel 1:28).

Inzet speurhonden als controlemiddel

De Douane heeft de bevoegdheid en de mogelijkheid om een speurhond in te zetten die getraind is om geld te ruiken (Adw, artikel 1:23). De speurhond is een controlemiddel.

3.2 Bevoegdheden opleggen kennisgevingsverplichting

De Douane heeft de bevoegdheid om een kennisgevingsverplichting op te leggen. Daarvoor bestaan twee wettelijke kaders:

  1. Kennisgevingsverplichting LM (artikel 4):
    Deze kan worden opgelegd wanneer onbegeleide LM ter waarde van € 10.000 of meer de Unie binnenkomen of verlaten. De Douane kan eisen dat de afzender of de ontvanger van de LM in voorkomend geval hiervan kennis geeft binnen een termijn van dertig dagen op een kennisgevingsaangifteformulier LM. De Douane kan de liquide middelen in bewaring nemen totdat deze kennisgevingaangifte is gedaan.
  2. Kennisgevingsverplichting MR (Adw, artikel 3:4 en 3:5):
    Deze kan worden opgelegd in die situaties waarin de verordening toepassing mist. Voor het MR kan aan de afzender, de vervoerder of de ontvanger van liquide middelen ter waarde van € 10.000 of waardevolle goederen ter waarde van € 10.000 of meer, een kennisgevingsverplichting worden opgelegd. Dit kan ook voor documenten en daarvoor geldt geen waardedrempel. De Douane kan ook bij toepassing van het MR de LM, waardevolle goederen en documenten in bewaring nemen totdat de kennisgevingaangifte is gedaan.

Ruime bevoegdheid MR: ook intracommunautair vervoer

In de memorie van toelichting is aangegeven (pagina 8) dat deze nationale aanvulling:

tot gevolg heeft dat genoemde verplichting met betrekking tot liquide middelen, waardevolle goederen en documenten geldt vanaf het moment van binnenkomst via een intra-EU-grens of die via de lucht in het nationale luchtruim of over zee de aansluitende zone binnenkomen tot het moment dat deze een intra-EU-grens (weer) overschrijden. Deze taak die bij het onderhavige voorstel aan de inspecteur van de Douane wordt toebedeeld, kan derhalve in het gehele binnenland worden uitgevoerd. Hiermee is de verplichting van de hiervoor genoemde personen en de bijbehorende bevoegdheid voor de inspecteur van de Douane, ook in het binnenland van toepassing. De uitvoering van de aan de inspecteur van de Douane toebedeelde taak, wordt op dit moment beleidsmatig beperkt tot die locaties waar de Douane al aanwezig is (bijvoorbeeld op luchthavens en bij controleacties in het binnenland).

3.3 Bevoegdheid inbewaringneming LM en MR

De Douane kan bij toepassing van het MR en de verordening, de LM, waardevolle goederen en documenten in bewaring nemen wanneer sprake is van:

  1. Schending aangifteplicht LM (verordening)
  2. Schending kennisgevingsverplichting LM (verordening)
  3. Aanwijzingen dat de LM (ongeacht het bedrag) verband houden met criminele activiteiten (verordening en MR)
  4. Het opleggen van een kennisgevingsverplichting (verordening en MR)

Meer informatie vindt u in onderdeel “Inbewaringneming”.

3.4 Bevoegdheid informatie vorderen bij waarde onder drempelwaarde

In de Adw is de verplichting geregeld om aan de Douane gegevens te verstrekken in een situatie waarin LM onder de drempelwaarde van € 10.000 worden aangetroffen en daar door de Douane om wordt verzocht. Dit geldt wanneer de verordening van toepassing is, maar ook wanneer het MR wordt toegepast (Adw, artikel 3.2a). In beide gevallen is medewerking verplicht. Er geldt voor deze bevoegdheid de voorwaarde dat deze LM en waardevolle goederen onder de drempelwaarde van € 10.000, verband moeten houden met criminele activiteiten. Zie hier voor meer informatie.

3.5 Opsporingsbevoegdheden

Voor de Douane zijn de opsporingsbevoegdheden geregeld in de Adw voor de daarin strafbaar gestelde feiten. Daarnaast zijn voor andersoortige strafbare feiten de opsporingsbevoegdheden geregeld in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst/Douane (verder BOA-besluit). Daarin is de Douane aangewezen voor de opsporing van alle strafbare feiten. De opsporingsbevoegdheid is beleidsmatig ingeperkt. De Douane gebruikt alleen zijn opsporingsbevoegdheden als een opsporingstaak aan de Douane is opgedragen. In het Handboek Douane staan richtlijnen voor het inzetten van de bevoegdheden uit het WvSv. Artikel 420bis WvSr is opgenomen in de lijst van opgedragen opsporingstaken. Alle opsporingsbevoegdheden die het WvSv toekent aan de ambtenaren genoemd in WvSv, artikel 142, lid 3, gelden ook voor de douaneambtenaren. Het gaat dan vooral om de dwangmiddelen, zoals staande houden (WvSv, artikel 52) en aanhouden (WvSv, artikel 53 en 54).

3.6 Redelijk vermoeden strafbaar feit en controlebevoegdheden

Als u bij de controlewerkzaamheden op grond van de douanewetgeving een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit vaststelt, kunt u vanuit de controlebevoegdheid 'doorschakelen' naar de opsporingsbevoegdheid (HR 26 april 1988, BNB 1989/229 en HR 13 mei 1997, NJ 1998/481). Er vindt een sfeerovergang plaats van de controle- naar de opsporingssfeer. Vanaf de sfeerovergang maak je gebruik van opsporingsbevoegdheden. Het is echter toegestaan om in de opsporingssfeer gebruik te blijven maken van de controlebevoegdheden (sfeercumulatie). Om de controlebevoegdheden in de opsporingsfleer te mogen gebruiken moeten tegenover de verdachte de waarborgen in acht worden genomen die hem toekomen (o.a. de verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling en kan gebruik maken van het zwijgrecht).
Een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit witwassen, staat het uitoefenen van de controlebevoegdheden niet in de weg (sfeercumulatie). Wel moeten tegenover de verdachte de waarborgen in acht worden genomen die hem toekomen. Zie voor sfeercumulatie Handboek Douane.

3.7 Bevoegdheden ambulante controle

Tijdens het ambulant toezicht kunt u LM, waardevolle goederen en documenten aantreffen die zich in het vrije verkeer bevinden. De controle vindt plaats op grond van de Adw of de Wet op de Accijns. In deze gevallen geldt de aangifteplicht uit de verordening niet omdat de LM de EU niet binnenkomen of verlaten. In die situaties kan het MR van toepassing zijn.

De bepalingen van de Adw zijn van toepassing op het toezicht en de controle van de Douane op goederen en het goederenverkeer. De Adw betreft niet alleen de heffing van rechten bij invoer, maar óók het toezicht en de controle bij VGEM-taken. Het gaat hierbij om verboden of beperkingen die betrekking hebben op veiligheid, gezondheid, economie en milieu. In de bijlage van de Adw is de Adw zelf ook opgenomen. De Douane heeft de bevoegdheid om een kennisgevingsverplichting MR op te leggen (Adw, artikel 3:4 en 3:5). In de memorie van toelichting (zie boven) is aangegeven dat het MR en de bevoegdheid tot het opleggen van een kennisgevingsverplichting MR in het gehele binnenland kan worden uitgevoerd. Hiermee is de verplichting en de bijbehorende bevoegdheid voor de inspecteur van de Douane ook in het binnenland van toepassing.

Tijdens het ambulant toezicht kan de Douane LM, waardevolle goederen en documenten aantreffen die zich in het vrije verkeer bevinden. De controle vindt plaats op grond van de Adw of de Wet op de Accijns. In die situaties kan het MR van toepassing zijn en dus de Adw in volle omvang.

Men kan vanuit de bevoegdheden uit de AWR/WACC doorpakken en alle bevoegdheden uit de Adw gebruiken.

Voorbeeld: Gebruik van Adw controlebevoegdheden 

Als tijdens een accijnscontrole (controlebevoegdheden AWR & WACC) de Douane bijvoorbeeld een geldbevinding doet van € 11.000,- (alle €500 biljetten, verborgen in een doos in een winkel, kan worden overgegaan op de (ruimere) controlebevoegdheden van de ADW om de bijvoorbeeld de kledingzakken van de aanwezige eigenaar te controleren om na te gaan of er nog meer geld aanwezig is. Artikel 3:4 Adw geeft de inspecteur de bevoegdheid om bij het aantreffen LM of waardevolle goederen ter waarde van € 10.000 of meer een kennisgevingverplichting MR op te leggen.

Op grond van artikel 1:20 Adw zijn dan ook de bepalingen van paragraaf 1.2.4 Adw over douanetoezicht en douanecontrole van toepassing.

Een willekeurige controle wordt niet gedaan en er moet een redelijke relatie worden gelegd met de door de douanewetgeving beschermde belangen. De door douanewetgeving beschermde belangen zijn onder andere:

  • de financiële belangen (de douanerechten);
  • de economische belangen (invoerbeperkingen);
  • belangen van de openbare veiligheid, gezondheid, economie en milieu (VGEM).

Het MR in het binnenland is geen zelfstandige taak voor de Douane, maar accessoir aan de uitoefening van andere taken. De Adw bevoegdheid om een kennisgevingsverplichting MR op te leggen, is geen vrijbrief om te controleren op de aanwezigheid van LM in het vrije verkeer. De wijze waarop de Douane een bepaalde bevoegdheid invult, is een beleidsmatig vraagstuk. Het uitgangspunt is dat het MR wordt toegepast als binnen de taakuitoefening van andere taken LM,waardevolle goederen of documenten worden aangetroffen. Dat betekent dat de primaire insteek dus een accijnscontrole is of een douanecontrole van goederen.

Uitgangspunt is dat voor contante bedragen onder € 6.000 in het vrije verkeer in de regel geen vermoeden van witwassen bestaat. Met dit uitgangspunt acteert de Douane bij het aantreffen in het vrije verkeer van bedragen onder € 6.000 niet op een vermoeden van witwassen. Dit uitgangspunt kan worden verlaten als naast contant geld ook waardevolle goederen in het vrije verkeer worden aangetroffen. Klik hier voor de toepassing van het MR in het vrije verkeer.

Uit de feiten of omstandigheden kan (ook) een redelijk vermoeden van schuld aan witwassen voortvloeien (WvSv, artikel 27). In dat geval merkt u de houder, vervoerder of de eigenaar als verdachte aan. U neemt altijd contact op met de vraagbaak LM. De vraagbaak LM stemt af met de BFC-er. De BFC-er bepaalt - al dan niet in overleg met de FIOD en de OvJ - welke procedure wordt gevolgd.