Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

3 Uitslag

Bij uitslag wordt de verbruiksbelasting geheven door middel van voldoening op aangifte. Hierop zijn de hoofdstukken II en IV van de AWR van toepassing.

3.1 Belastingplichtige

De vergunninghouder van een inrichting is de belastingplichtige wegens de uitslag van producten uit een inrichting (artikel 16, WVAD). Ook als de vergunning inmiddels op naam van een ander is gesteld, blijft de vorige vergunninghouder daardoor aansprakelijk voor de verbruiksbelasting van de alcoholvrije dranken die zijn uitgeslagen gedurende de periode dat de vergunning op zijn naam stond.

Indien iemand per kalenderjaar doorgaans niet meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap vervaardigt en uitsluitend vruchten- of groentesap vervaardigt is een vergunning voor een inrichting niet nodig (artikel 15a, WVAD). Indien op grond hiervan iemand geen vergunning voor een inrichting heeft, maar toch meer dan 12.000 liter heeft vervaardigd in een kalenderjaar dan wordt de verbruiksbelasting geheven van degene die de vruchten- of groentesap vervaardigd heeft (artikel 16, onderdeel b, WVAD).

In artikel 4, eerste lid van de WVAD wordt ook als uitslag aangemerkt het door bepaalde personen voorhanden hebben van producten waarvan de belasting niet is geheven. In deze gevallen wordt de belasting geheven van degene die de producten voorhanden heeft of degene(n) die is/zijn betrokken bij het voorhanden hebben ervan (artikel 17, WVAD). De inspecteur kan voor één belastingschuld dus meerdere belastingplichtigen aanwijzen en naheffingen opleggen. De betaling door één belastingplichtige pleit de anderen voor dat deel vrij.

3.2 Tijdstip van verschuldigdheid

Verschuldigdheid van verbruiksbelasting ontstaat op het tijdstip van de uitslag (artikel 18, WVAD). Dit tijdstip zal in het algemeen het moment zijn waarop de alcoholvrije dranken de inrichting fysiek verlaten.

Rechtstreekse aflevering

De vergunninghouder kan met toestemming van de inspecteur alcoholvrije dranken afleveren bij zijn afnemer, zonder dat deze alcoholvrije dranken fysiek in zijn inrichting worden in- en uitgeslagen. Dit heet rechtstreeks afleveren. Het moment waarop de alcoholvrije dranken bij de afnemer worden afgeleverd, is dan het moment van uitslag. Zie voor meer informatie de Beleidsregels verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.

Verbruik binnen een inrichting

Bij het verbruik - anders dan als grondstof - van alcoholvrije dranken binnen een inrichting, geldt als tijdstip van uitslag het moment waarop het product feitelijk wordt verbruikt (artikel 3, derde lid, WVAD).

Voorhanden hebben van producten waarvan de belasting niet is geheven

Bij het voorhanden hebben van producten waarvan de belasting niet is geheven (artikel 4, eerste lid WVAD), ontstaat de verschuldigdheid op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben van het product (artikel 19, WVAD).

Vermissen

Bij de niet aantoonbare vermissen van producten geldt als tijdstip van uitslag het moment waarop het vermis wordt geconstateerd. De constatering kan worden gedaan door de vergunninghouder van de inrichting of de vervoerder van de producten. Het vermis moet ook blijken uit een aantekening van het vermis in zijn administratie. Ook de Douane kan een vermis tijdens een fysieke controle constateren.

Onherstelbaar verlies of algehele vernietiging

Indien producten onherstelbaar verloren gaan of algeheel vernietigd zijn in een inrichting of tijdens het vervoer als bedoeld in artikel 4, tweede lid van de WVAD is er geen sprake van uitslag (artikel 37, WVAD en artikel 2, vijfde en zesde lid, WA).
Dit verlies of deze vernietiging wordt veelal geconstateerd door de houder van de inrichting of de vervoerder van de producten. Indien een en ander niet kan worden aangetoond dan is sprake van uitslag.

3.3 Belastingtijdvak

Het in artikel 20, eerste lid van de WVAD bedoelde tijdvak waarover de belasting wegens uitslag moet worden betaald, is een kalendermaand (artikel 19, tweede lid, AWR en artikel 26, URAWR). Als een belastingplichtige een boekjaar heeft dat niet samenvalt met een kalenderjaar, treden de boekmaanden in de plaats van kalendermaanden.

De inspecteur kan in bijzonder gevallen een ander tijdvak dan de kalendermaand aanwijzen als tijdvak waarover aangifte moet worden gedaan. Zo kan de inspecteur toestaan dat voor bedrijven die werken met een vierweekse administratie een daarop aansluitend belastingtijdvak van 4 weken geldt.

3.4 Voldoening op aangifte

Artikel 20, eerste lid van de WVAD bepaalt dat de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting op aangifte moet worden voldaan. De belastingplichtige moet zelf de omvang van zijn belastingschuld vaststellen, tijdig aangifte doen en tijdig de verschuldigde belasting betalen.

Verbruiksbelasting is dus net als accijns een aangiftebelasting; de aangifte wordt pas naderhand gecontroleerd. Als de belastingplichtige de belasting onjuist heeft vastgesteld, wordt er een naheffingsaanslag of een teruggaafbeschikking aan de belastingplichtige verzonden (artikel 20 en artikel 65, AWR).

De vergunninghouder van een inrichting moet de verbruiksbelasting binnen 1 maand na het einde van het belastingtijdvak overeenkomstig de aangifte betalen (artikel 19, eerste lid, AWR).

In principe moet voor elke inrichting afzonderlijk aangifte worden gedaan ( artikel 20, tweede lid, WVAD). De vergunninghouder die verschillende inrichtingen exploiteert kan onder voorwaarden volstaan met één aangifte voor alle inrichtingen samen (artikel 20, derde lid, WVAD). Dit artikel komt overeen met artikel 53, derde lid van de WA. Voorschriften voor het doen van één aangifte voor meer dan één inrichting zijn te vinden in artikel 13 van de URVAD.

3.5 Aangifte uiterlijk 1 dag na ontstaan verschuldigdheid

Dagaangifte

Op belastingplichtigen op grond van artikel 4, eerste lid van de WVAD, is artikel 20, eerste lid van de WVAD niet van toepassing. Deze belastingplichtigen hebben geen termijn van 1 maand om de verbruiksbelasting op aangifte te voldoen, maar moeten uiterlijk op de dag ná de dag waarop de verschuldigdheid is ontstaan, aangifte doen én de verbruiksbelasting op aangifte betalen (artikel 21, eerste lid, WVAD). Deze aangifte wordt daarom ook dagaangifte genoemd.

Weekaangifte

Artikel 21, tweede lid van de WVAD biedt in afwijking van het eerste lid de mogelijkheid om op verzoek de termijn voor het doen van de aangifte en het voldoen van de belasting te verruimen tot uiterlijk de vrijdag van de week volgend op de week waarin het voorhanden hebben van de goederen is aangevangen. Hierdoor wordt feitelijk een uitstel van het vervullen van de formaliteiten gegeven van maximaal 9 en minimaal 5 werkdagen.

In de Beleidsregels verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is goedgekeurd om altijd een weekaangifte te doen zonder dat daarvoor een verzoek bij de Douane voor hoeft te worden gedaan.

3.6 Voldoening bij beëindiging belastingplicht

Artikel 54 van de WA regelt de heffing en de voldoening van de belasting die is verschuldigd over de voorraad accijnsgoederen die aanwezig is in een AGP op het tijdstip van de intrekking van de vergunning AGP. Artikel 22 van de WVAD verklaart artikel 54 van de WA van overeenkomstige toepassing op de verbruiksbelasting.

3.7 Voldoening bij tariefwijziging

Artikel 55 van de WA bepaalt dat de accijns wordt berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip van de uitslag. Artikel 22 van de WVAD verklaart artikel 55 van de WA van overeenkomstige toepassing op de verbruiksbelasting.

3.8 Boetebeleid

Als een aangifte niet of niet tijdig wordt ingediend, is er sprake van een aangifteverzuim. Als de accijns niet of niet volledig op aangifte wordt voldaan, is er sprake van een betalingsverzuim. Voor een verzuim kan een verzuimboete worden opgelegd. In het Besluit Bestuurlijke Boetes Belastingdienst (BBBB), gebaseerd op de AWR, staan de voorschriften voor het opleggen van deze verzuimboetes.