Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

HOOFDSTUK 21. DIVERSE PRODUCTEN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

AANTEKENINGEN

1.

Dit hoofdstuk omvat niet:

a) gemengde groenten bedoeld bij post 0712;

b) gebrande koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht in welke verhouding (post 0901);

c) gearomatiseerde thee (post 0902);

d) specerijen en andere producten, bedoeld bij de posten 0904 tot en met 0910;

e) bereidingen voor menselijke consumptie, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen, bloed, insecten, vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, afzonderlijk of tezamen genomen (hoofdstuk 16); de producten bedoeld bij de posten 2103 en 2104 worden evenwel steeds onder die posten ingedeeld);

f) producten bedoeld bij post 2404;

g) gist opgemaakt als geneesmiddel en de andere producten, bedoeld bij de posten 3003 en 3004;

h) bereide enzymen bedoeld bij post 3507.

2.

Extracten van de surrogaten bedoeld bij aantekening 1, onder b), hiervoor worden ingedeeld onder post 2101.

3.

Voor de toepassing van post 2104 worden als „samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie” aangemerkt, bereidingen van een fijn gehomogeniseerd mengsel van twee of meer basisbestanddelen zoals vlees, vis, groenten, vruchten en noten, opgemaakt voor de verkoop in het klein als voeding voor zuigelingen of voor jonge kinderen of als dieetvoeding, in verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 250 g. Voor de toepassing van deze bepaling wordt geen rekening gehouden met kleine hoeveelheden ingrediënten, die aan het mengsel zijn toegevoegd als smaakgevend middel, als conserveringsmiddel of voor een ander doel. Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes bevatten.

AANVULLENDE AANTEKENINGEN (GN)

1.

Voor de toepassing van de onderverdelingen 2106 10 20 en 2106 90 92 worden als „zetmeel” eveneens aangemerkt de afbraakproducten van zetmeel.

2.

Voor de toepassing van onderverdeling 2106 90 20 worden als „samengestelde alcoholhoudende preparaten, andere dan op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken” aangemerkt preparaten met een alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol.

3.

Voor de toepassing van onderverdeling 2106 90 30 wordt met de term „isoglucose” het uit glucose of glucosepolymeren verkregen product bedoeld dat 10 of meer gewichtspercenten fructose bevat, berekend op de droge stof.

4.

Voor producten van de onderverdelingen 2106 90 30 en 2106 90 59 moet het sacharosegehalte, inclusief andere suikers berekend als sacharose, met behulp van de refractometermethode worden bepaald (uitgedrukt in graden Brix overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 974/2014 van de Commissie (open toelichting)).

5.

Andere producten voor menselijke consumptie die zijn opgemaakt in afgemeten hoeveelheden zoals capsules, tabletten, pastilles en pillen, en die bestemd zijn om te worden gebruikt als voedingssupplement, worden ingedeeld onder post 2106, tenzij zij elders zijn genoemd of onder begrepen.

6.

Preparaten op basis van koffie, thee of maté dan wel op basis van extracten, essences en concentraten daarvan met een suikergehalte van 97 of meer gewichtspercenten, berekend op de droge stof, zijn uitgesloten van indeling onder post 2101 en moeten in beginsel worden ingedeeld onder hoofdstuk 17. De koffie, thee of maté dan wel de extracten, essences en concentraten daarvan worden geacht niet langer het karakter van deze producten te bepalen.