Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

3 Tussenproducten

Tussenproducten kunnen worden onderscheiden in niet-mousserende en mousserende.

3.1 Niet-mousserende tussenproducten

Artikel 11b, WA bepaalt wat onder niet-mousserende tussenproducten moet worden verstaan:

  • alle niet als bier of wijn aan te merken producten van GN-codes 2204, 2205 en 2206
  • met een alcoholgehalte van meer dan 1,2% vol, maar niet meer dat 22% vol
  • die op grond van artikel 11c, WA niet worden aangemerkt als mousserend tussenproduct

3.2 Mousserende tussenproducten

Artikel 11c, WA bepaalt wat onder mousserende tussenproducten moeten worden verstaan:

  • alle niet als bier of wijn aan te merken producten van GN-codes 2204, 2205 en 2206
  • met een alcoholgehalte van meer dan 1,2% vol, maar niet meer dan 22% vol
  • die zijn verpakt in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, ofwel in flessen met een overdruk van 3 bar of meer die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing.

Een tussenproduct is dus mousserend als:

  • de fles is afgedicht met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd

of

  • de overdruk teweeggebracht door koolzuurgas meer dan 3 bar bedraagt

en

  • het alcoholgehalte meer dan 1,2% vol, maar niet meer dan 22% vol bedraagt.

Het moet gaan om een champignonvormige stop. Het materiaal waaruit de stop is vervaardigd is niet relevant - het kan kurk zijn maar ook kunststof. De tekst van de wet – draden, banden of anderszins – biedt ruimte voor diverse methoden van borging. Ook andere methoden van borging dan de klassieke capsule met ijzerdraad zijn dus mogelijk.