HOOFDSTUK 52. KATOEN
AANVULLENDE AANTEKENING
1.
Voor de toepassing van de onderverdelingen 5209 42 en 5211 42 worden aangemerkt als „denim”, weefsels uit garens van verschillende kleuren, met een drie- of vierschachtskettingkeperbinding (die met een vierkantskruiskeperbinding daaronder begrepen), waarvan de kettingdraden van een en dezelfde kleur zijn en de inslagdraden ongebleekt, gebleekt of grijs geverfd zijn, dan wel zijn gekleurd in een lichtere kleurschakering dan de kettingdraden.