AFDELING XVII. VERVOERMATERIEEL
AANTEKENINGEN
1.
Deze afdeling omvat niet de artikelen bedoeld bij de posten 9503 en 9508 en evenmin priksleden, bobsleden, tobogans en dergelijke (post 9506).
2.
Als „delen” en als „delen en toebehoren” worden niet aangemerkt de navolgende artikelen, ook indien zij kennelijk voor vervoermaterieel bestemd zijn:
a) pakking, sluitringen en dergelijke artikelen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd (in te delen als werken van de stof waarvan zij zijn vervaardigd of onder post 8484) en andere artikelen van niet-geharde gevulkaniseerde rubber (post 4016);
b) delen voor algemeen gebruik in de zin van aantekening 2 op afdeling XV, van onedel metaal (afdeling XV) en dergelijke artikelen van kunststof (hoofdstuk 39);
c) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 82 (gereedschap);
d) artikelen bedoeld bij post 8306;
e) machines, apparaten en toestellen, bedoeld bij de posten 8401 tot en met 8479, alsmede delen daarvan, andere dan de radiatoren voor de artikelen van deze afdeling; artikelen bedoeld bij posten 8481 en 8482, alsmede, voor zover het integrerende motordelen zijn, artikelen bedoeld bij post 8483;
f) elektrische machines, apparaten en uitrustingsstukken (hoofdstuk 85);
g) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90;
h) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 91;
ij) wapens (hoofdstuk 93);
k) lichtarmaturen en verlichtingstoestellen en delen daarvan, bedoeld bij post 9405;
l) borstels die delen van voertuigen zijn (post 9603).
3.
Als „delen” en „toebehoren” in de zin van de hoofdstukken 86 tot en met 88 worden niet aangemerkt: delen en toebehoren waarvan niet kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor voertuigen of voor artikelen bedoeld bij afdeling XVII. Indien een deel of een toebehoren beantwoordt aan de omschrijving van twee of meer posten van deze afdeling, moet het worden ingedeeld onder de post waarvan de omschrijving aansluit bij het voornaamste gebruik waarvoor dat deel of dat toebehoren zal dienen.
4.
Voor de toepassing van deze afdeling worden:
a) voertuigen speciaal gebouwd om zowel op de weg als op rails te worden gebruikt, ingedeeld onder de van toepassing zijnde post van hoofdstuk 87;
b) amfibievoertuigen ingedeeld onder de van toepassing zijnde post van hoofdstuk 87;
c) luchtvaartuigen speciaal gebouwd om tevens als voertuig op de grond te kunnen dienen, ingedeeld onder de van toepassing zijnde post van hoofdstuk 88.
5.
Luchtkussenvervoermiddelen worden ingedeeld als de vervoermiddelen waarmee zij de meeste overeenkomst vertonen, te weten:
a) onder hoofdstuk 86 indien zij bestemd zijn voor voortbeweging over een geleidebaan (luchtkussentreinen);
b) onder hoofdstuk 87 indien zij bestemd zijn voor voortbeweging over land of voor voortbeweging zowel over land als over water;
c) onder hoofdstuk 89 indien zij bestemd zijn voor voortbeweging over water, ook indien zij op stranden of op andere landingsplaatsen kunnen worden neergezet of zich over bevroren oppervlakken kunnen voortbewegen.
Delen en toebehoren van luchtkussenvervoermiddelen worden op dezelfde wijze ingedeeld als die van de vervoermiddelen van de post waaronder luchtkussenvervoermiddelen met inachtneming van de vorenstaande bepaling worden ingedeeld.
Vast materieel van geleidebanen voor luchtkussentreinen wordt ingedeeld als vast materieel voor spoor- en tramwegen terwijl signaal- , waarschuwings-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen voor luchtkussentreinen worden ingedeeld als signaal-, waarschuwings-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen voor spoor- en tramwegen.
AANVULLENDE AANTEKENINGEN (GN)
1.
Behoudens de bepalingen van aanvullende aantekening (GN) 3 op hoofdstuk 89, worden gereedschappen en artikelen, voor het onderhoud en de reparatie van vervoermiddelen, indien zij gelijktijdig met de vervoermiddelen ter vrijmaking worden aangeboden, ingedeeld als die vervoermiddelen. Deze regeling is eveneens van toepassing op ander toebehoren, dat gelijktijdig wordt aangeboden met de vervoermiddelen, voor zover het tot de normale uitrusting daarvan behoort en daarmede normaal wordt verkocht.
2.
Op verzoek van de aangever van de goederen en onder de voorwaarden en bepalingen, vast te stellen door de bevoegde autoriteiten, kan het bepaalde in algemene regel 2, onder a), eveneens worden toegepast op de goederen van de posten 8608, 8805, 8905 en 8907 die in deelzendingen worden ingevoerd.